Ik had me pas opgegeven als gezond testpersoon voor een niet nader te noemen onderzoek op een niet nader te noemen locatie naar een niet nader te noemen ziekte. Ik werd uitgenodigd voor de keuring.
In de ochtend voor ik naar het ziekenhuis ging om te worden gekeurd, droomde ik dat ik naar het ziekenhuis ging, maar daar niet meer wist waarvoor ik er was. Na een dag werd ik weer naar huis gestuurd. Toen wist ik nog niet wat ik had of had gehad.
In het ziekenhuis moest ik, voorafgaand aan de keuring, eerst officieel toestemming geven voor het onderzoek door middel van het ondertekenen van een intensief bewoord pakje papier. Bij de ondertekening moest ook het tijdstip worden vermeld. De dokter keek op zijn horloge en dicteerde me dat dat 13.31 uur was, dus dat vulde ik netjes in. Daarna raakte ik wat in de war, want ik zag nu op meerdere plaatsen 1331 staan. Het bleken ook de laatste vier cijfers van mijn 6-cijferig deelnemersnummer. Toen ik dat eenmaal door had was ik niet meer zo in de war, alleen verwonderd.
Er volgde een reeks van metingen, waarbij je o.a. rustig, met je ogen dicht, op een bed moest gaan liggen voor een ECG (elektrocardiogram). Een zuster plakte overal plakkers op mijn lichaam en ik probeerde me heel hard te ontspannen, maar werd steeds weer afgeleid door gedachten aan het ontbreken van een kussen onder mijn hoofd. Dat ligt niet fijn.
Na alle metingen en een bloedafname mocht ik eten. Samen met twee andere kandidaten viel ik aan op het wat saaie brood met de saaie plakjes kaas. Nadat ook de nodige cafeïne was genuttigd, kwam de zuster zeggen dat ik opnieuw gemeten moest worden. De waarden van het ECG waren te hoog.
Dit keer plaatste een zwarte verpleger met een warme plaatsnaam als achternaam en met ijskoude vingers de plakkers op mijn lichaam. Weer probeerde ik zo hard mogelijk te ontspannen en ik stelde me voor dat ik langs de zee wandelde. Buiten was het koud, dus ergens op de Cariben dan maar. Al mijn spieren ontspanden zich. Maar mijn hersenen en hart hadden heel andere plannen. Die leken te zijn gaan joggen langs de zee, speelden mee in één of andere actiefilm, of hadden een ontmoeting met de dokter uit de Cariben geënsceneerd. Kortom, de waardes van het ECG bleven te hoog en ik liet me door verschillende personen uitleggen wat dat betekende. Het betekende in ieder geval dat ik niet mee mocht doen aan het onderzoek en dat deelnemer XX1331 weer naar huis kon gaan. De zuster die me het dichtst bij enig begrip bracht van wat ‘te hoog’ was, verzekerde me steeds dat het verder een prima ECG was en dat ik er honderd mee kon worden. Maar dat ben ik helemaal niet van plan.
Op weg naar het station kwam ik langs een Holland Casino. Met de getallen 1331 nog steeds in mijn hoofd stapte ik er binnen. Er was een grote kom met balletjes waarvan je mag raden hoeveel het er zijn. De prijs is een aanzienlijk geldbedrag. Ik vulde 3113 in (want 1331 was erg onwaarschijnlijk) en ging naar huis zonder te weten wat ik nu had, had gehad of zou krijgen. Ik hoop op een mooie warme droom op de dag van de uitslag. Een reisje naar de Cariben zou wel fijn zijn.
In september blogde ik over de uitgever HH die mensen voor zich liet werken zonder zijn betalingsverplichtingen na te komen en die boeken uitgaf van schrijvers, die vervolgens naar hun royalty’s konden fluiten. Ook schreef ik over de site lil.nl waar de boeken opeens in de verkoop stonden, nadat HH verdwenen was. Ik veronderstelde toen dat HH wellicht achter die site zat. (https://leabolle.com/2013/09/08/hh-said-the-clown/ ) Afgelopen vrijdag sprong er echter onverwacht een andere clown tevoorschijn.
Een vriendin die lid is van de Vereniging van Letterkundigen had me meegevraagd naar een symposium met het thema: ‘Hoe overleeft de schrijver het digitale tijdperk?’ Ik wilde graag meer weten over het uitgeven van e-boeken en ging mee. Tijdens het wachten op de start van de middag, zag ik een BN-er rondlopen die ik kende als Vunzige Muntz. Hij maakte vroeger stukjes voor de VPRO televisie die niet misstaan zouden hebben bij PowNed. Ik schonk verder geen aandacht aan hem.
Nadat we allemaal wat bijgeschoold waren wat betreft de digitale mogelijkheden in het schrijversvak, was er een forumdiscussie van ‘nieuwe initiatiefnemers’ in de boekenwereld. Rob M. (zoals ik Vunzige Muntz hier maar zal noemen) bleek één van de leden van het forum te zijn en werd voorgesteld als de directeur van de woonwebwinkel lil.nl die benevens woonartikelen ook echte boeken wilde gaan verkopen. Ik trok van schrik mijn naamkaartje van mijn vest. Dus mijn boekjes en die van de andere auteurs van voorheen BB waren nu in handen van deze figuur. HH dat is lachen.
Er werd gevraagd aan Rob M. waarom hij boeken wilde verkopen via een woonwebwinkel. Hij antwoordde dat hij dat gewoon deed en dat hij dat leuk vond en hij trok een olijk gezicht alsof hij het leven één grote klucht vond. Kennelijk was men er bij de organisatie van deze middag vanuit gegaan dat het combineren van twee elementen, die voorheen geen relatie met elkaar hadden, al als een vernieuwend initiatief kon worden gezien. Hoewel de combinatie van een luie stoel met een gewoon boek natuurlijk weer niet echt nieuw is. Inmiddels zat ik me af te vragen wat ik met deze informatie moest doen. Ik moet toegeven dat ik laf ben en met het oog op de reputatie van deze man het niet waagde hem direct te benaderen met vragen over de verdachte voorraad boeken op zijn site. Dit dilemma verdween gelukkig vanzelf toen even later het hoogtepunt van de dag werd aangekondigd: de borrel. Een ouderwets goeie combinatie met wat voor een bijeenkomst dan ook. Eerst werd er nog een stipendium uitgereikt aan een jonge veelbelovende schrijver, waarna het meer serieuze werk volgde. Met een glas wijn in de hand positioneerden we onszelf zo, dat we goed bereikbaar waren voor degenen die met de bladen met lekkere hapjes rondgingen.
Misschien dat ik het na enkele wijntjes wel gedurfd zou hebben om mijn dag een journalistieke shot te geven, maar gelukkig was Vunzige Muntz toen nergens meer te bekennen, althans, niet voor iemand die er niet naar zocht. En dat deed ik dan ook maar niet. Laat hij die boekjes maar lekker verkopen op lul.nl, zoals de vriendin de site inmiddels had gedoopt.
Ik liep door het bos. Alles om me heen was in beweging door een woelige wind en ik genoot van het herfstig feestgeruis. Vanuit een zijpad kwam een man tevoorschijn met een boswachterskostuum. Ik heb van mijn zus geleerd dat boswachters niet te vertrouwen zijn, dus ik was op mijn hoede. De man keek om zich heen alsof hij iets zocht terwijl hij met zijn fiets aan de hand op mij af kwam. Toen hij vlakbij was gekomen keek hij me strak aan en vroeg bars:
‘Waar is uw hond?”
‘Ik heb geen hond,’ antwoordde ik. Weer keek de man in het rond.
‘Weet u niet dat honden hier aangelijnd moeten zijn?’ vroeg hij streng.
‘Nee, dat wist ik niet,’ antwoordde ik naar waarheid.
‘Dan gaat u op de bon,’ zei de man en hij haalde een bonnenboekje uit zijn borstzak.
‘Maar ik heb helemaal geen hond,’ probeerde ik weer. ‘Het is toch geen overtreding om niet te weten dat je honden hier moet aanlijnen?’
‘Er staan overal bordjes waarop ten overvloede wordt aangegeven dat u uw hond moet aanlijnen. Niet weten is geen excuus.’
‘Maar ik heb helemaal geen hond,’ zei ik en ik liet mijn handpalmen zien alsof ik daar een hond in had kunnen verbergen maar dat niet deed. Ik zag dat het nu wel enig effect had, want mans potlood bleef boven het boekje hangen en hij keek naar wat ik bij me had.
‘Kunt u laten zien dat u poepzakjes bij u hebt.’
‘Die heb ik niet, ik heb geen hond,’ zei ik kleintjes.
‘Wat is dat dan? Dat is een riem,’ wees de man. Van mijn schoudertas hing inderdaad een riem, maar die hoorde bij mijn tas.
‘Dat is geen hondenriem,’ zei ik.
‘Het is verboden honden onaangelijnd mee te voeren in het bos,’ zei de man weer, maar ik merkte aan zijn toon dat ik terrein begon te winnen. Dit maakte me rustiger en geduldig antwoordde ik:
‘Ik heb geen hond.’
De man wist even niet hoe hij moest reageren, zei toen ‘bon’ (op zijn Frans) en borg zijn bonnenboekje onverrichter zake weer op.
‘Kinderen?’ vroeg hij toen. Zijn ogen schoten door het bos. Ik trok mijn wenkbrauwen op.
‘Moeten die ook al aangelijnd? Maar nee, ik heb geen kinderen bij me. Sorry.’
Dat laatste deed hem besluiten me te vergeven en hij stapte op zijn fiets en reed voor me uit over het bospad. Toen kwam hij toch nog even terug.
‘Dus u loopt hier helemaal alleen in het bos?’
Even wilde ik antwoorden dat dat niet het geval was, aangezien hij er immers ook was, maar ik besefte op tijd dat dit de zaak nodeloos zou compliceren en ik knikte slechts een gedwee ‘ja’.
De man keek me argwanend aan, maar besloot me dan toch maar in mijn al dan niet voorgewende eenzame staat te laten. Hij reed weg. Vanonder zijn banden sprongen eikels alle kanten op.
Op weg naar huis werd ik achtervolgd door een drone.
Mijn kleinzoon verzamelt voetsporen. Op het strand raapt hij voorzichtig plakjes zand op die uit voetafdrukken naar boven steken en maakt er dan zandballetjes van. Hij is zeer geconcentreerd, maar van het één op het andere moment gooit hij het zand weg en begint dan weer met al zijn aandacht aan een volgend project.
Even doelloos, maar vol goede intenties, waren we van huis gegaan. Het enige dat vaststond was dat we met de fiets zouden gaan. Waarheen was nog niet aan de orde. Pas toen ik onderweg op een busbordje zag dat de bus naar Zandvoort weldra zou langs komen, werd de richting bepaald.
Op de terugweg in de bus kijkt kleinzoon naar buiten, twee handjes aan de onderkant van het raam. Alles is even prachtig. Maar dan lijkt hij zich iets te herinneren en begint hij te vragen. “Wrom oma, wrom rijdt die auto?” “Oma, wrom lachen die jongens?” “Wrom zijn die stoelen weg, oma?” Als ik antwoord probeer te geven is de volgende vraag al snel gesteld* en ik merk al gauw dat hij geen antwoorden hoeft. Wat op weg leek te gaan naar het grote Waarom van het leven, blijkt een oefening in het vragen zelf en hij gaat er geheel in op.
De bus stopt en we steken over naar de fiets. De wrom-vragen zijn vergeten. Na de reis om het reizen, het vragen om het vragen en het leven om het leven is het enige doel het thuiskomen. Bij deze zekerheid valt kleinzoon in slaap.
*‘Wrom lachen die jongens, oma?’ ‘Omdat ze grapjes maken.’ ‘Wrom maken ze grapjes?’ ‘Omdat ze dat leuk vinden.’ ‘Wrom vinden ze dat leuk?’ ‘Dat weet ik niet.’ ‘Wrom weet je dat niet?’ ‘Omdat ik niet alles weet.’ ‘Wrom weet je niet alles?’ ‘Omdat ik maar één mens ben.’ ‘Wrom ben je maar één mens, oma.’ Deze reeks is naar believen uit te breiden tot op de randen van de taal.
Toen anderhalve maand geleden het laatste jong was uitgevlogen, wist ik met mijn vrijheid eerst niet veel meer te doen dan ’s avonds de gordijnen dicht te trekken en op de bank te liggen zappen. Tot ik werd bevangen door verplaatszucht. Verplaatszucht is een zeer bepalend element in ieders leven en wordt over het algemeen erg onderbelicht wanneer men de essentie van de menselijke aard probeert te vatten*. Maar goed, zo gedacht, zo gedaan. Vele objecten kregen een andere plek in huis, waardoor ook ik me op andere plekken dan eerst ging nestelen.
In één van de kamers staat een stoel die ik nog in het vorig millenium van de straat had gehaald. Deze had ik niet verplaatst. In die stoel zat ik jarenlang elke dag en ik keek er vanuit het raam, een laptop op schoot als vervanger van de geranium. Ik maakte foto’s wanneer de wereld zich in een opvallende gedaante liet zien. Een mooie wolkenlucht, besneeuwde flats een rode zonsondergang, een volle maan, het werd alles gezien vanuit deze stoel. Nu was de stoel van de één op de andere dag een uitgestorven plek geworden.
Soms ga ik ’s avonds terug naar die kamer. Ik zit dan in het donker op een daar gestalde bank en kijk naar de stoel bij het raam. De rollen lijken nu omgedraaid. Er schijnt een stil licht op de stoel als de maan naar binnen kijkt. Ik bezie dat door het venstertje dat op mijn netvlies nagloeit, als ik uren achter mijn pc, mijn nieuwe venster, heb gezeten. De kiem van een volgende verplaatsingsgolf is reeds zichtbaar.
*Benjamin Smyhe is een Youtuber, die daar juist wel veel aandacht aan besteedt. Hij is van mening dat het leven louter bestaat uit ‘moving stuff’. Ik beschouw hem als één van mijn leraren.
Onlangs werd ik door een vriendin gewezen op een documentaire waarin een schokkend relaas zou worden gedaan over de vleesindustrie. Ik ben braaf gaan kijken, maar het enige schokkende dat ik kon ontdekken was een bedrijfscultuur waar Noord-Koreaanse bonzen hun vingers bij zouden aflikken. Dat ik niet echt geschokt was door de manier waarop er met vlees werd omgegaan, zoals het ondeugdelijk verwijderen van poep dat op het vlees is gekomen, zal wellicht te maken hebben met mijn ervaringen in de tropen.
Ooit, lang geleden, was ik vier maanden te gast bij een oud omaatje ergens op Noord-Sumatra, waar ik een leeronderzoek deed naar herbegrafenisrituelen. Elke dag aten we ‘s morgens, ’s middags en ’s avonds rijst met een visje of een ei, klaargemaakt door het omaatje, of de Batakse huisgenote waarmee ik een kamer deelde. Het smaakte heerlijk. Mijn aandeel in het huishouden was de afwas, maar ik wilde hen ook een keer een stukje Nederland laten proeven. Hutspot leek me een goed idee.
Ik ging naar de plaatselijke weekmarkt om wat spek te kopen en kwam bij een vleesverkoper, die lui achterover leunde in de middaghitte. Zijn voeten lagen naast een groot stuk vlees op een houten tafel. Met een stukje karton waaierde hij af en toe de vliegen van het vlees, wat mijns inziens getuigde van een goed gevoel voor hygiëne. Bij hem kocht ik een stukje spek, dat ik dacht te gaan uitbakken.
Nu had ik helemaal geen ervaring met het uitbakken van spek. Toen ik mijn vage ideeën daarover die middag in praktijk probeerde te brengen, werd door mijn huisgenoten nieuwsgierig gevolgd, hoe ik het vlees liet verkolen en daarbij de nauwelijks gaar geworden stukken wortel en aardappel door elkaar probeerde te prakken. Er werd even later heel beleefd iets van gegeten. Het was me wel duidelijk dat mijn vleesbehandeling niet erg duurzaam was geweest en ik zou gedurende mijn verdere verblijf bij de afwaskwast blijven.
In de documentaire was ook sprake van het sjoemelen met de herkomst van ‘duurzaam’ vlees. Wat dat betreft zat het mijn aankoop van destijds wel snor. Het gulle varken kwam zo uit de hemelse modder van Noord-Tapanuli en was uit zichzelf groot gegroeid op een dieet van eerlijk afval en eerlijke (mensen)poep. Om je vingers bij af te likken, toch?
Eén van de scenes uit de vroegere Suske en Wiske reeks is me altijd bijgebleven: Wiske krijgt van tante Sidonia de opdracht een paar boodschappen te doen. Tante Sidonia noemt verschillende producten op en als beloning mag Wiske voor zichzelf een reep chocolade kopen. Wiske gaat op pad, met in een gedachteballonnetje boven haar hoofd de dingen die ze dient te halen. Bij elk volgend plaatje valt één van de producten uit het ballonnetje, totdat alleen de chocoladereep is overgebleven. In de winkel vraagt Wiske om een reep chocolade en gaat weer naar huis.
Een dergelijk chocoladegeheugen blijkt ook collectief in breinen voor te kunnen komen. Op school leerde je vroeger de verkeersregel: Als er geen voetpad is, moet je aan de linkerkant van de weg gaan lopen zodat je het verkeer kunt zien aankomen en tijdig aan de kant kunt gaan. Zo gebeuren er geen ongelukken. Nu word ik dagelijks geconfronteerd met joggende mensen, die wel het eerste gedeelte van die regel hebben onthouden, maar het tweede gedeelte zijn vergeten. De naderingsfactor van zo’n jogger is veel hoger dan het geval is als je ze achterop rijdt en het stugge negeren door de loper van het tegemoet komende verkeer kan voor riskante acties zorgen. Soms kan ik maar net op tijd uitwijken, het gevaar lopend van een botsing met een tegenligger die netjes aan de rechterkant rijdt. En de jogger, hij jogt voort. Een verschrompeld ballonnetje boven het koppige hoofd. Blijft alleen de vraag hoe het links lopen zich verhoudt tot chocolade.
Vorig jaar werd mijn boekje ‘De schuur’ uitgegeven door een POD uitgeverijtje dat ik hier de BB zal noemen. De uitgever die mijn boekje uitgaf, ene HH, verdween niet lang na de uitgave van De schuur opeens in het niets. Na het ontvangen van wat verwarrende e-mails en een brief dat het contract ontbonden werd, viel er een grote stilte en bleek de website van de uitgever een spooksite geworden. Ik besloot het uitgeefavontuur achter mij te laten.
Later bleek mij dat BB al vaker dit soort kunsten had vertoond. Hij zette iets op via internet, liet mensen voor hem werken, verdiende geld, betaalde niemand uit en verdween als de grond hem te heet onder de voeten werd.*
Een vriend ontdekte enkele maanden geleden een website via welke nog boekjes van mij te bestellen waren. Ik keek op de website, die ik hier maar lil.nl noem, en waarachtig, die hadden maar liefst 17 exemplaren in voorraad. Ik vond dat wonderlijk, vooral ook omdat het een website was die een woonwebwinkel heette te zijn.
Toen ik onlangs een link van deze website doorstuurde naar belangstellenden, viel, eerst nog heel traag maar daarna definitief, het kwartje. In mijn brein sprong een laatje open, waaruit HH als een duveltje uit een doosje tevoorschijn kwam. Ik keek nog eens bij de voorraad van de woonwebwinkel en ja hoor, daar stonden alle titels die voorheen bij de BB waren uitgegeven. Misschien was dat de reden dat ik onlangs wakker werd met het liedje ‘HaHa said the clown’ van Manfred Mann. In dit geval te vertalen als ‘Haha said HH’. Bij clowns weet je nooit of je moet lachen of huilen.
* (zie: http://www.schrijvenonline.org/forum/113232?page=4 )
Buitenlands nieuws:
Vandaag heeft Noord-Korea China niet de oorlog verklaard. Dit is op te maken uit dat er geen bewegingen op dat terrein zijn te bespeuren. Ook is er nergens een verklaring afgelegd die daarop zou kunnen wijzen.
Binnenlands nieuws:
Er is geen poging gedaan in het Guinness book of records te komen door met duizend man tegelijk te fierljeppen. Dit had in Bontebok kunnen plaatsvinden, maar er is niemand gevonden die iets dergelijks heeft kunnen bevestigen. Detail is wel, dat er ook niet naar gevraagd is, omdat er geen aanwijzingen die kant op waren.
Economie:
Er zijn afgelopen week minder zakjes skittels verkocht dan in dezelfde tijd vorig jaar. Ook de verkoop van spekjes loopt terug, hoewel de verwachting is dat in de week voor Sint Maarten de verkoop tijdelijk zal pieken. De verkoop van cactusdrank blijft laag. Mogelijk heeft dit met de prijs te maken.
De verkoop van zwembroeken houdt ook niet over.
Sport:
Er zijn letterlijk miljarden mensen geen wereldkampioen boksen geworden. Mogelijk dat dit zich bij deze of gene in het hoofd afspeelt, maar dit is niet de waarheid. Wat zich in het hoofd afspeelt is ook waar het andere onderwerpen betreft niet de waarheid. Hierover kan men echter van mening verschillen. Dat is echter geen sport.
Het weer:
Vandaag regent het geen pijpenstelen. Regenwater zal echter veelvuldig vallen en vervolgens kruipen of lopen of ergens vanaf druipen. Dit wijst niet persé op een klimaatsverandering, want het is niets nieuws onder de zon. Dat het te wijten is aan een toenemende bevolking is ook niet bewezen. Je wordt er hoe dan ook wel erg nat van, tenzij je binnen blijft. Een grote groep mensen heeft zich binnenshuis opgehouden. Hoeveel precies is niet bekend. Er wordt geen onderzoek naar ingesteld.
Voor meer nieuws kunt u terecht op diverse websites.
Elke dag in volgestouwde treinen heen en weer, als een veervrouw uit een liedje, met een volgeladen veer. Alkmaar is verruild voor Den Haag en de Beatles zingen nu niet meer dagelijks in mijn hoofd ‘I dont know why you say Heiloo, I say goodbye’. Bij de huidige tussenstops klinken geen liedjes op.
Pas had ik zowaar een plekje aan het raam en werd meteen ingesloten door XL personen, waarop ik een zekere aantrekkingskracht schijn te hebben. De man naast mij drong mij in de hoek met mijn boek en de vrouw tegenover mij begon luidruchtig commentaar te leveren op een onzichtbaar persoon die ze trachtte te bellen. Uiteindelijk scheen de onzichtbare persoon de telefoon te beantwoorden.
“Zat je me nou steeds weg te drukken?”ging de dame tegenover me in het offensief. Daarna volgde een uitvoerig relaas over in welke trein ze zat en meer van dat soort indrukwekkende zaken.
Na verloop van tijd werd ze wat stiller, omdat de onzichtbare persoon kennelijk ook belangrijke zaken te melden had. Dit werd de vrouw, die inmiddels uit verveling wat met haar benen begon te schoppen, wat teveel.
“Ik moet nu echt ophangen hoor,” onderbrak ze de onzichtbare, “want ik reis samen met een collega.”
De man naast mij, de collega, was inmiddels in beslag genomen door zijn electronische medereiziger en veegde druk met een dikke vinger over een schermpje. Hij weerde de hernomen aandacht van de vrouw wat af, maar zij leek daar niet gevoelig voor.
“Ik heb maar opgehangen, want ze weet nooit van ophouden,” zei ze. De man beaamde het gedachteloos.
“Ze blijft maar doorgaan,’ zei de vrouw, “ik moest er gewoon een einde aan maken.” De man knikte en veegde met zijn vinger over het apparaatje.
“Maar ja”, zei ze bij gebrek aan respons, “ik kan dan weer goed luisteren, dus we passen wel bij elkaar denk ik.”
Ik had mijn boek allang moedeloos weggeborgen en kon het niet nalaten wat besmuikt om me heen gaan kijken bij het horen van deze demonstratie van zelfkennis.
Inmiddels kwam de trein in Haarlem aan. Ik stond op en terwijl ik wegliep zag ik uit mijn ooghoeken, hoe de vrouw voorover boog en met een schuine blik naar mij haar reisgenoot iets influisterde. Kennelijk had ze toch wel iets van mijn blikken opgevangen.