Linkslopers
Eén van de scenes uit de vroegere Suske en Wiske reeks is me altijd bijgebleven: Wiske krijgt van tante Sidonia de opdracht een paar boodschappen te doen. Tante Sidonia noemt verschillende producten op en als beloning mag Wiske voor zichzelf een reep chocolade kopen. Wiske gaat op pad, met in een gedachteballonnetje boven haar hoofd de dingen die ze dient te halen. Bij elk volgend plaatje valt één van de producten uit het ballonnetje, totdat alleen de chocoladereep is overgebleven. In de winkel vraagt Wiske om een reep chocolade en gaat weer naar huis.
Een dergelijk chocoladegeheugen blijkt ook collectief in breinen voor te kunnen komen. Op school leerde je vroeger de verkeersregel: Als er geen voetpad is, moet je aan de linkerkant van de weg gaan lopen zodat je het verkeer kunt zien aankomen en tijdig aan de kant kunt gaan. Zo gebeuren er geen ongelukken. Nu word ik dagelijks geconfronteerd met joggende mensen, die wel het eerste gedeelte van die regel hebben onthouden, maar het tweede gedeelte zijn vergeten. De naderingsfactor van zo’n jogger is veel hoger dan het geval is als je ze achterop rijdt en het stugge negeren door de loper van het tegemoet komende verkeer kan voor riskante acties zorgen. Soms kan ik maar net op tijd uitwijken, het gevaar lopend van een botsing met een tegenligger die netjes aan de rechterkant rijdt. En de jogger, hij jogt voort. Een verschrompeld ballonnetje boven het koppige hoofd. Blijft alleen de vraag hoe het links lopen zich verhoudt tot chocolade.
In het voetbal noemt men het ‘slechte’ been van een speler (dus het linkerbeen bij een rechtsbenige, en vice versa) het ‘chocoladebeen’, om aan te geven dat de coördinatie m.b.v. dit been een stuk minder is.
Joggers zijn waarschijnlijk gezegend met maar liefst twee van deze exemplaren, en het plots moeten afwijken van de eenmaal gekozen looprichting is kennelijk daarom vaak een te lastige opgave.
🙂