Op een perron op Amsterdam CS zag ik een putdeksel met TBS. Tijdens het wachten op mijn aansluiting pakte ik mijn telefoon en nam een foto. Toen ik weer recht ging staan zag ik een jongen een beetje smalend kijken. Ik verklaarde mezelf en zei: dit is een putdeksel met TBS, dat vind ik wel grappig. De jongen antwoordde niet, maar ik zag wel dat zijn mond minder krulde en dat er lichte nieuwsgierigheid kwam in zijn ogen.
Ik ging in de ijsbeerstand en zag dat alle putdeksels op het perron TBS hadden. Bij het teruglopen zag ik dat de jongen nu ook met zijn telefoon bij het putdeksel stond. Hij sprak met andere mensen en die kwamen nieuwsgierig naderbij en begonnen nu ook hun telefoons in de aanslag te brengen. Ze hielden die dingen toch al in de hand.
Op een afstandje bleef ik toekijken en ik bedacht me dat ik waarschijnlijk óók niet de eerste was geweest om een putdeksel met TBS grappig te vinden. Vaak zijn dingen allang opgemerkt voordat het nieuws wordt. En als nieuws lang in het nieuws is, wordt het al weer gewoon. Ik voelde het vermaak over de letters op het deksel snel slijten. De volgende keer loop ik gewoon over het putdeksel heen.
En waarschijnlijk is dit allemaal al eerder geschreven.
- Lees: ik hoef niets te schrijven. Ook dat ik niets hoef te schrijven hoef ik niet te schrijven. Ook dat ik niet hoef te schrijven dat ik niets hoef te schrijven hoef ik niet te schrijven.
vraag 1: hoeveel hoeven zie je?
vraag 2: hoeveel hoeven heeft een paard? - Iets hoeven, is dat hetzelfde als iets handen en voeten geven?
Probeer je maar eens in je handen te verplaatsen. - Het hele leven is een strikvraag.
Leg uit hoe een strik zich verhoudt tot een bermbom. - Als er iets werkt zijn er geen mensen bij betrokken.
Denk daaraan bij het verkrijgen van welke status dan ook. - Splijtzwammen in de samenleving werken louter op gevoel.
Leg uit wat een splijtzwam is.
(let op (1): met samenleving wordt geen seks bedoeld.
let op (2): het woord komt niet voor in het Wilhelmus). - Maak de volgende zin af: Mensen zijn de remmende factor in de evolutie, omdat ……..
(Tip: Mocht u niet in de evolutie geloven, probeer de vraag dan op een rationele manier te benaderen.) - Oktober 2015 is de maand van het……..
Bedenk dat je wel eerst moet beginnen met roken voordat je kunt participeren.
Extra opdracht: leg uit wat participeren is. Vervolgens legt u uit wat de participatiesamenleving is. U moet wel eerst deel uitmaken van deze samenleving voordat u kunt participeren. Dus denk goed na voor u een antwoord geeft. - Als je geen stem hebt ben je stom.
Bent u het eens met deze uitspraak? Waarom? - Is de telefoongids een goed zoekmiddel als je asiel zoekt? Waar kom je dan terecht?
Mocht u geen telefoongids hebben om dit uit te proberen, kijk dan op uw smartfoon. - Wat komt er op en wat valt er in het weer?
Extra vraag: waar denkt u aan als de weervrouw zegt dat er veel bevolking onze kant op komt?
Heeft de weervrouw brede heupen? - Kun je sla opkroppen? (tip: denk aan de vraag over bermbommen)
- Leg het verschil uit tussen onverschilligheid en het verbod op discriminatie.
Bedenk dat onverschilligheid betekent dat het je geen ruk doet. Discriminatie betekent dat je juist wel onderscheid maakt. Dat is bij wet verboden. Leg uit hoe u dit ervaart. Houd er rekening mee dat u zich in een kwetsbare positie bevindt. - Waar denkt u aan bij verdieping? Denkt u dan aan een gebouw of aan graven? En als u aan graven denkt, denkt u dan aan uw familie die er niet meer is of aan het nederlandse adeldom? Als u aan het nederlandse adeldom denkt, bent u nu al geslaagd voor het examen.
Het is een mooie zomerse vrijdag in oktober en na het werk fiets ik een mooie route door de omgeving. Als ik tijdens het spitsuur richting huis ga, kom ik bij het kruispunt Zandvoortselaan, Herenweg, alwaar men geacht wordt via een druk op de knop kenbaar te maken dat men over wil steken. Een bejaarde vrouw is het eerst bij de knop en drukt. We wachten. Na verloop van tijd drukt de vrouw weer op de knop, alsof er bij de eerste keer bellen niet wordt opengedaan. Mogelijk heeft men aan de andere kant niet begrepen dat we hier staan te wachten. Dan gaat het toch op groen.
Nu is er een lollige ambtenaar geweest die dacht dat het wel leuk zou zijn als alle fietsers op dit drukke kruispunt tegelijk groen licht zouden krijgen. Sinds dit ingevoerd is, leidt dit, vooral tijdens het ochtendspitsuur wanneer met name scholieren in grote getale willen oversteken, vaak tot koddige situaties, waarbij kluwens fietsen ontstaan. Het is niet altijd voor iedereen duidelijk wie er nu voorrang heeft, want men had immers groen licht en men treft elkaar voorbij de haaientanden. Er wordt met tanden geknarst en met de armen gezwaaid en voor je eruit bent gaan de auto’s al weer rijden. Ook nu kom ik in een kluwen terecht en ik probeer op tijd uit de verwarring te komen. Het lukt me ongeschonden een overkant te bereiken en ik fiets verder, de zon nog steeds op de bol.
Al gauw bemerk ik dat ik weer op weg ben naar waar ik vandaan kwam. Kennelijk ben ik bij het ontwijken van andere fietsers iets te ver doorgeschoten. Ik steek de Zandvoortselaan over en rijd weer terug naar het kruispunt. Bij de drukknop staat nu een wat nerveuze jongen die schijnt te denken dat je je van een soort morseseinen moet bedienen om groen licht te krijgen. Aan vier kanten van het kruispunt staan fietsers in de startblokken voor de volgende oversteek. De overheersende regel die geldt blijkt toch die te zijn, waarbij snel(fietsend) verkeer voorrang heeft. Daar bijt de straat zijn haaientanden op kapot en is links of rechts niet tegen opgewassen. Het groene licht verschijnt als een startschot voor de volgende ronde.
Gisteren ging ik naar het winkelcentrum om schoenen te kopen. Meestal kom ik dan met lege handen thuis, maar dit keer had ik me voorgenomen erg mijn best te doen om te slagen. En wat een geluk: er was een ‘outlet’ aanwezig die 70% korting beloofde op alle schoenen. Zie je wel, dacht ik, als je maar echt wilt, dan wordt het je zo geschonken.
Ik zocht en vond schoenen die pasten bij het beeld dat ik van tevoren had opgeroepen en die bij stilstand lekker zaten. Er stond alleen geen prijs op. Op een vergelijkbaar paar stond wel de prijs van negenenveertig euro. Die zouden dus niet meer dan vijftien euro moeten kosten. Toen ik bij de kassa vroeg hoe duur ze waren, liep de outlet manager ermee naar achteren. Even later kwam ze terug. Honderdveertig euro waren ze. Dus ik zou tweeënveertig moeten betalen. En de prijs op het andere paar klopte gewoon niet. Ze begon die er meteen verwoed af te krabben. Ik dacht: hm, tweeënveertig euro voor een paar dure (dus waarschijnlijk goede) schoenen, dat wil ik wel betalen en ik rekende af.
Kort na thuiskomst moest ik weer op weg en trok ik mijn nieuwe schoenen aan. Na tien minuten lopen voelde ik onraad. Op mijn hielen was sprake van serieuze blaarvorming. Dat was vreemd. Je verwacht van dure schoenen toch wel een bepaald luxe interieur.
Toen ik later in de avond terug kwam op het station wachtte ik, tegen mijn gewoonte in, op de bus die me het dichtst bij mijn huis zou afzetten. Ik wilde geen stap meer te veel zetten. Ondanks dat ik niet veel gelopen had, was de huid op mijn hielen al geheel open geraspt. Tijdens het wachten raakten gedachten over geheel andere zaken van die dag verstrooid en in de ruimte die daardoor ontstond, stroomde langzaamaan het besef dat ik me weer eens had laten afzetten. De prijs die ik voor de schoenen had betaald was ongetwijfeld meer dan honderd procent van wat ze ooit gekost konden hebben.
Even overwoog ik nog de volgende dag terug te gaan naar de outlet (de laatste dag dat hij open zou zijn) om verhaal te halen, maar ik bedacht me dat ik dan nog een grotere sukkel zou zijn. Ik kon beter lering proberen te trekken uit dit staaltje bedrog, waarvoor ik immers al betaald had. Maar ook die les zal wel weer niets opleveren, want ik weet dat ik onder de juiste omstandigheden toch weer mijn schoenneus zal stoten.
Iedereen verkoopt wel eens praatjes en voor de één kan dit een klap opleveren en voor de ander een fortuin op de bankrekening. Ik vroeg mij af hoe dat zit met de verkoop van verhalen en verkende de mogelijkheden.
Als je een verhaal wilt verkopen in boekvorm en een uitgever ziet er brood in, dan blijkt het (fysieke) boek veel op te moeten leveren en de handel erin nog meer. Van de opbrengst gaat ruim de helft naar de drukker en uitgever en bijna de helft naar de verkoper. Het verhaal zelf levert nauwelijks iets op. Voor de schrijver geen brood, maar een houtje.
Hoe kan het dat een boekverkoper veel meer aan de verkoop van je boek verdient dan jij als schrijver? Laten we duidelijk zijn: het is niet jouw boek. Het verhaal dat je geschreven hebt lift mee op het succes van de ondernemer in boeken.
Laten we het eens vanuit de lezer bekijken. Je koopt een boek. In het beste geval lees je het, denkt er misschien over, je wisselt er enkele woorden over in gesprek (hoewel dat meestal niet verder gaat dan: heb je het gelezen en vond je het wat) en het boek verhuist van het nachtkastje of uit de vakantiekoffer naar de boekenkast. Daar staat het vaak de rest van je leven met de rug naar de kamer. Al snel ben je vergeten hoe het afliep en waarom. Het wordt weer een gesloten boek. Het boek overleeft zijn inhoud ruimschoots. Zo bezien is het terecht dat je voor het boek betaalt en niet voor het verhaal.
Hoeveel gehypte boeken staan er wel niet ongelezen in boekenkasten? Als je de titel maar hebt. En daar zorgt de ondernemer in boeken voor. Die vraagt niet voor niets een groot aandeel in de opbrengst. Zij hebben de belangrijke taak te bepalen wat je wel en niet moet lezen (= in huis moet hebben). Zij zien zichzelf graag als de beheerders van het cultureel goed.
Ook als de printkosten wegvallen in geval van een e-boek, blijft de prijs hoog, zonder dat de schrijver er veel mee opschiet. Alles in het belang van de ondernemer in boeken. Het verhaal is niet meer dan de vlag op het schip en op een vlag kun je niet varen.
De schrijver kan dus een klap krijgen met zijn verhaaltjes en die bestaat alleen bij de gehypte schrijver (wat niet per se gelijk staat aan een goede schrijver) uit een klap geld.
Mocht er geen belangstelling zijn voor jouw verhaal van de grote uitgeverijen, dan zien de POD-uitgeverijtjes* er nog altijd wel brood in. Een naam als ‘Jouw Verhaal’ is typisch voor een site die wil verdienen aan wie zich ook maar schrijver voelt. ‘Mijn Bestseller’, ‘Nu Ik’, ‘Koop Mij’, iets met ‘Brave’ erin, het ligt er allemaal dik bovenop: het is voor mensen die zich schrijver willen voelen en zich daarvoor graag laten uitkleden. Al die POD-jes adverteren met dat het je geen cent kost, maar elke dienst die je wilt afnemen om je boek verkoopbaar te maken (dit kan zijn het veranderen van een woord, het verlagen van de boekenprijs of het laten redigeren) kost wel de nodige euro’s. En dat is precies waar deze uitgeverijtjes mee verdienen. Want je boek verkopen, daar zitten ze niet op te wachten. Die wordt onverkoopbaar hoog geprijsd. Mocht je (door eigen promotieactiviteiten) toch iets verkopen, dan krijg je een paar centen terug voor al je investeringen en de rest gaat naar de ondernemer en de drukker.
Wat te doen? vroeg ik me daarom af, terwijl ik een verhaal wilde slijten. Als het vooral het boek is dat iets oplevert en niet het verhaal, dan moet ik maar zelf een boek maken. En daarin stop ik dan het spannende verhaal Een perfect systeem. Ik maak het met lijm en lineaal. Het is geen perfect systeem, want elk exemplaar is uniek. Puur handwerk, uit liefde voor het verhaal. En dat het niet in de winkel ligt, maakt het alleen maar exclusief. Wie wil dat nu niet in zijn boekenkast hebben?
* POD= Print on demand. Een boek wordt pas geprint als het besteld is. Dit is meestal in combinatie met uitgeven ‘in eigen beheer’.
Op Facebook had een vrouw voor een schoolproject vijf weken lang haar vrienden en familie voorgelogen dat ze op Thailand zat, terwijl ze gewoon thuis zat. Onder een parasol, dat dan weer wel. Iedereen trapte erin. Het oude gezegde dat geen nieuws goed nieuws is, gaat voor Facebook niet op. Maar goed nieuws kan dus maar al te vaak bedriegelijk zijn.
Jaren geleden had ik de indruk dat wat ik schreef aan fictie, zich vaak daarna op de één of andere manier manifesteerde in de werkelijkheid. Ik besloot eens de proef op de som te nemen en sprak met mijn dochter af dat we samen een verhaal zouden schrijven over hoe we de staatsloterij zouden winnen. We schreven beurtelings aan het verhaal en mailden het heen en weer. Binnen enkele regels na het juichen over het winnen van de hoofdprijs, gebeurde het onvermijdelijke: we zaten middenin een nachtmerrie. Nog tijdens het juichen viel de stroom uit en was er alleen nog duisternis. Daarna waren er mysterieuze verdwijningen en lag er bloed in het trapportaal. Toen zijn we er maar mee opgehouden. Dan maar niet rijk.
A.F.Th. van der Heijden zoekt in zijn boek Tonio naar de schuld die hij aan het verongelukken van zijn zoon moet hebben. Dat neemt de vorm aan van dat hij meent dat zijn fictieve verhalen een schaduw vooruitwerpen over de werkelijkheid. En dat is niet prettig als het om drama gaat. Als je schrijft is het echter onmogelijk om alleen vrolijke dingen te laten gebeuren. Een leven zonder drama bestaat niet en een goed boek zonder drama al helemaal niet.
Het zou me niet verwonderen als de vrouw van Facebook haar parasol daadwerkelijk eens op Thailand plant. Fictie kan werkelijkheid worden. Maar een echt verhaal wordt gedreven door drama. Voorstel voor de volgende statusupdate: ‘O, vergeten dat er een avondklok was. Maar was gezellig in de cel.’
Als op vrijdag 21 maart de zon na een ochtend vol regen weer gaat schijnen, besluit ik te gaan wandelen langs het Spaarne. Ik laat mij door het pontje overzetten van mijn sloeberwijk naar de rijke buurt van Haarlem, waar de bewoners tijden lang hebben gepoogd de komst van het pontje tegen te houden. Misschien waren ze bang dat hun wijk overspoeld zou worden door een bonte stoet mensen.
Even verderop ligt de Haarlemmerhout. Ik loop daar regelmatig doorheen als ik naar de stad ga en kom dan langs een monument, dat iets moet voorstellen uit een werk van de negentiende-eeuwse schrijver Nicolaas Beets. Was het niet de Camera Obscura? Of de Hildebrand? Ik zou er een kijkje moeten gaan nemen om erachter te komen, maar het duister van de nadruipende bomen in de Hout lokt me niet en ik houd mij aan de zonnige route langs het Spaarne.
De volgende dag ga ik toch maar eens googlen om te zien waar het monument voor staat. Het blijkt dat de beeldengroep van het monument, dat rondom een fontein stond opgesteld en dat de personages uit de Camera Obscura voorstelde, al lange tijd geleden verwijderd is omdat het steeds onderwerp was van vandalen. Zo is een een vandaal soms toch ook met literatuur bezig. Ook het Haarlemse klimaat bleek niet vies te zijn van vandalisme en had de oorspronkelijke beelden, die van Franse kalksteen waren gemaakt, in de eerste jaren na plaatsing al danig aangetast.
Waar ik dus al die tijd gedachtenloos aan voorbij ben gegaan in het duister gelegen stukje stadspark, is een lege fonteinbak. Hoe is het mogelijk dat ik er keer op keer langs ben gekomen zonder te zien dat de beelden er niet meer stonden? Bij het zien van de fonteinbak moet ik er steeds vage beelden bij hebben geprojecteerd, replica’s van wat ik er jaren geleden heb moeten zien staan. De nieuwe indrukken sleten meteen weg, alsof het geheugen van Franse kalksteen is gemaakt.
Men heeft nu besloten, op aandringen van o.a. de bewoners van de aanliggende wijk, replica’s van de beelden, die tezamen het Hildebrand Monument* vormen, te herplaatsen. Dat er in de nieuwsberichten gesproken wordt van de ‘vertrouwde plek’ doet me even kritisch gnuiven. De beelden worden vandaalproof gemaakt. Dat zal dan in ieder geval wel wat vertrouwen geven in hun standvastigheid.
Ik wil nu ook weten wat Beets heeft geschreven over de Haarlemmerhout, dat Haarlem hem dit stukje bos heeft toevertrouwd en ik loop via de Hout naar de bibliotheek in de stad. Bij het monument zie ik dat nu ook de oude fonteinbak is weggehaald. Er is een, als ik mijn kalkstenen herinnering mag geloven, veel ielere versie voor in de plaats gekomen. Als ik mijn camera pak en een foto neem wordt ik scherp in de gaten gehouden door enkele zwervers die op de bankjes bij het monument in aanbouw zitten. Verderop, waar het vlooienveld is, is het licht.
In de Camera Obscura valt mijn oog meteen op het verhaal ‘Een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout’. Het verhaalt van een nurkse neef van Hildebrand, die zich tijdens een zondagse wandeling door de Haarlemmerhout hatelijk uitlaat over alles wat hij ziet, inclusief Hildebrand zelf. Een bonte stoet van mensen uit alle lagen van de bevolking trekt in het verhaal des zondags door de Hout. Misschien is de hatelijkheid van de nurkse neef van Hildebrand over het bos blijven regenen, dat je er nu amper nog iemand tegenkomt**. Een hatelijkheid die ook de kalkstenen herinnering aan de Camera Obscura in korte tijd had doen verweren.
De dankbaarheid voor het werk van Beets van de welgestelde mensen uit de buurt doet nu de herinnering aan de donkere kamer oplichten. De bonte stoet van mensen zal echter zelfs niet door het pontje aangedragen worden. Maar met het verhaal in gedachten kun je die er gewoon bij projecteren.
*Hildebrand is een pseudoniem voor Beets
** Dit geldt natuurlijk niet voor het zogenaamde Vlooienveld, waar van alles rondspringt.
Op zaterdagavond fietste ik op weg naar huis door Heemstede. De stoplichten waren al aan het knipperbollen en ik was op eigen verkeersinzichten aangewezen. Ik naderde een kruispunt en van rechts kwam een auto. Ik reed op een voorrangsweg, maar was beducht deze voorrang klakkeloos te nemen. Het is mijn ervaring dat Heemstedenaren nogal eens denken dat ze altijd voorrang hebben, op welke manier zij zich ook verplaatsen. Dit hebben zij gemeen met puberende schoolkinderen. De auto wilde inderdaad eerst doorrijden en ik zwenkte al wat naar links. Toen ik uiteindelijk toch voorrang kreeg (zij het een beetje afgedwongen) staarde ik in het voorbijgaan uitgebreid naar de zwarte voorruit waarachter zich niets liet onderscheiden. Ik had daarbij mijn mond wat open staan, omdat ik in sommige gevallen graag wat onnozel wil overkomen. Kwijlen doe ik dan echter niet.
Vlak daarna kwam ik bij een voorrangsweg en zag ik de bestuurster van een auto die langs dezelfde weg reed als ik, uitgebreid naar links kijken, om dan de bocht naar rechts te nemen zonder te kijken of er tweewielers waren die misschien rechtdoor zouden willen rijden. Ik had dit voorzien en bedacht dat het nu misschien wel leuk was een dramatisch armgebaar te maken. Ik stootte mijn rechterarm de lucht in en voelde me voor wat mijn arm betrof opeens italiaans. De bijrijdster in de auto keek geschrokken naar mij terwijl de auto voor mij langsreed. Haar mond stond open, wat haar iets onnozels gaf. Ik vervolgde tevreden mijn weg. In het verkeer doe je zo nog eens wat acteerervaring op.
Op een verjaardag werd mij een keer door een nichtje gevraagd wat nu het belangrijkste was dat ik geleerd had in mijn leven. Dat is een vraag die je nog ouder doet voelen dan je al bent, maar er was me inderdaad iets opgevallen tijdens mijn leven tot dan toe. Ik antwoordde dat ik geleerd had, dat alles altijd anders gaat dan je gedacht had. Er werd bedachtzaam geknikt.
Laatst liet ik deze observatie nogmaals op tafel vallen, toen ik aan het natafelen was met een met mijn zoon bevriend echtpaar. Het gezicht van de vrouw lichtte op in herkenning, maar de man reageerde meteen met: dat is voor vrouwen misschien zo, maar voor mannen geldt dat niet. Zijn ervaring was dat de doelen die je je stelde op de langere termijn de richting blijven bepalen waarin de man gaat. Met andere woorden: vrouwen zijn grillig.
Toen ik hierover nadacht, kwam ik erachter dat dit mogelijke verschil tussen man en vrouw niet gelegen is in de onstandvastigheid van vrouwen, maar in de benadering en de manier van beleven; de vriend van mijn zoon had kennelijk meteen het bereiken van een doel voor ogen, waar het mij ging om de gebeurtenissen in de aanloop naar een te bereiken doel*. Kortom, het is ‘het resultaat telt’ tegenover ‘het gaat niet om het doel maar om de reis ernaartoe’. Of zou het toch zijn: houd je niet aan de route (of: houd de kaart op zijn kop) en je maakt méér mee?
Natuurlijk denk je bij veel zaken die wel gaan zoals verwacht niet na of je het had verwacht, hoor ik menigeen denken. Probeer het toch maar eens uit. Mijn ervaring is dat, wanneer je alle mogelijkheden hebt uitgedacht, de werkelijkheid toch weer met iets komt dat je niet bedacht had. Ik leef permanent in onvoorziene omstandigheden en verwacht dus maar niets meer. Des te meer kan er gebeuren, maar daar zal ik me dan wel weer in vergissen.
Voorlopig blijf ik het idee dat ik lijd aan een bepaalde vorm van vaguevoyance ontwijken en blijf ik nieuwsgierig naar hoeveel vrouwen er zullen knikken bij de constatering dat alles altijd anders gaat dan verwacht en hoeveel mannen ervan overtuigd zijn dat het iets voor vrouwen is.
*Waargenomen verschillen tussen man en vrouw doen het altijd nog erg goed in het cabaret. Volgens Ronald Goedemondt zijn ‘vrouwen op zoek naar geluk en mannen op zoek naar het passende hdmi-kabeltje’. Zie http://youtu.be/MYVW47l8IRI
Op donderdagmiddag 5 december kwam ik enigszins verlaat aan in het verzorgingshuis waar moeder verblijf houdt. Het was de bedoeling dat ik moeder zou bijstaan in een eventuele confrontatie met Sinterklaas. Het was de families eerder meegedeeld dat Sint niet in levende lijve zou komen, omdat de opwinding voor sommige bewoners misschien teveel zou worden. Maar toen ik binnenkwam, zag hem al zitten in de kring van oudjes. Hij zag er ongevaarlijk uit en zat er wat stilletjes bij. Sommige van de bewoners waren onder invloed van de warme chocolademelk al ingedommeld.
‘Partyparty’, dacht ik terwijl ik op mijn moeder afliep. Ik dacht dat ze me herkende, maar ze dacht ook andere kinderen te herkennen in de kring. ‘Daar is Nico’, wees ze met een knikje van haar hoofd naar een onbekende man. En ze zocht de kring af naar zussen en broers die al lang zijn overleden. De enige overledene die ik zag was Sinterklaas zelf, maar daar had ze geen belangstelling voor.
De zwarte pieten begonnen de cadeaus uit te delen. Als eerste was de beurt aan mijn buurvrouw, die zich steeds afvroeg waarom ‘haar jongens’ er nog niet waren. Een zwarte piet die kwam assisteren bij het voorlezen van het gedicht, werd door haar steevast aangesproken met ‘zuster’. Dat vond de zwaar geschminkte piet niet leuk.
Terwijl moeder de gezichten in de zaal bleef scannen, werden om haar heen de cadeautjes uitgepakt. Overal kwamen warme sloffen, sjaals en dekentjes uit de verpakkingen, het enige waarmee je je oude moeder nog een plezier kunt doen. Toen mijn moeder aan de beurt was en een zwart piet het gedicht wilde voorlezen, griste mijn moeder het papiertje uit piets handen terwijl ze riep:
‘Blijf af!’
’Nounounou’, werd er overal gemompeld, ‘mevrouw Bolle wil het gedicht niet met ons delen.’
Mijn moeder beraadde zich een tijdje over het papiertje in haar handen, boog zich toen naar me over en zei verheugd: ‘Dat is een brief van papa.’
De sjaal en handschoenen die ze had uitgepakt, bekeek ze met enige argwaan, waarna ze ze probeerde kwijt te raken, want die herkende ze niet.
Aan het eind van het wol- en gedichtenfestijn kwam een (ongeschminkte) zuster moeder ophalen om haar naar de eigen huiskamer te brengen.
‘Wie bent u?’ vroeg mijn moeder.
‘U kent me toch wel? Ik leg u elke avond in bed,’ zei de zuster. Mijn moeder glimlachte minzaam. Ze gelooft niet alles!