Boa constrictie
Ik liep door het bos. Alles om me heen was in beweging door een woelige wind en ik genoot van het herfstig feestgeruis. Vanuit een zijpad kwam een man tevoorschijn met een boswachterskostuum. Ik heb van mijn zus geleerd dat boswachters niet te vertrouwen zijn, dus ik was op mijn hoede. De man keek om zich heen alsof hij iets zocht terwijl hij met zijn fiets aan de hand op mij af kwam. Toen hij vlakbij was gekomen keek hij me strak aan en vroeg bars:
‘Waar is uw hond?”
‘Ik heb geen hond,’ antwoordde ik. Weer keek de man in het rond.
‘Weet u niet dat honden hier aangelijnd moeten zijn?’ vroeg hij streng.
‘Nee, dat wist ik niet,’ antwoordde ik naar waarheid.
‘Dan gaat u op de bon,’ zei de man en hij haalde een bonnenboekje uit zijn borstzak.
‘Maar ik heb helemaal geen hond,’ probeerde ik weer. ‘Het is toch geen overtreding om niet te weten dat je honden hier moet aanlijnen?’
‘Er staan overal bordjes waarop ten overvloede wordt aangegeven dat u uw hond moet aanlijnen. Niet weten is geen excuus.’
‘Maar ik heb helemaal geen hond,’ zei ik en ik liet mijn handpalmen zien alsof ik daar een hond in had kunnen verbergen maar dat niet deed. Ik zag dat het nu wel enig effect had, want mans potlood bleef boven het boekje hangen en hij keek naar wat ik bij me had.
‘Kunt u laten zien dat u poepzakjes bij u hebt.’
‘Die heb ik niet, ik heb geen hond,’ zei ik kleintjes.
‘Wat is dat dan? Dat is een riem,’ wees de man. Van mijn schoudertas hing inderdaad een riem, maar die hoorde bij mijn tas.
‘Dat is geen hondenriem,’ zei ik.
‘Het is verboden honden onaangelijnd mee te voeren in het bos,’ zei de man weer, maar ik merkte aan zijn toon dat ik terrein begon te winnen. Dit maakte me rustiger en geduldig antwoordde ik:
‘Ik heb geen hond.’
De man wist even niet hoe hij moest reageren, zei toen ‘bon’ (op zijn Frans) en borg zijn bonnenboekje onverrichter zake weer op.
‘Kinderen?’ vroeg hij toen. Zijn ogen schoten door het bos. Ik trok mijn wenkbrauwen op.
‘Moeten die ook al aangelijnd? Maar nee, ik heb geen kinderen bij me. Sorry.’
Dat laatste deed hem besluiten me te vergeven en hij stapte op zijn fiets en reed voor me uit over het bospad. Toen kwam hij toch nog even terug.
‘Dus u loopt hier helemaal alleen in het bos?’
Even wilde ik antwoorden dat dat niet het geval was, aangezien hij er immers ook was, maar ik besefte op tijd dat dit de zaak nodeloos zou compliceren en ik knikte slechts een gedwee ‘ja’.
De man keek me argwanend aan, maar besloot me dan toch maar in mijn al dan niet voorgewende eenzame staat te laten. Hij reed weg. Vanonder zijn banden sprongen eikels alle kanten op.
Op weg naar huis werd ik achtervolgd door een drone.
Deze bonte boswachter maakt het te.
Els.
Maar waar ging jij nu eigenlijk hene, zo alleen?
Staat dat niet in het stukje? Welaan, ik zal er de NSA eens op naslaan.